De voorkant van de Longread Slimme maakindustrie
Longreads

Slimme maakindustrie

‘Hier snorren de draaibanken, daar knagen de freesbanken het staal af, enigszins verder brommen de boormachines, weer op een andere plaats gloeien de soldeervuren.’ Zo omschreef een journalist de werkplaats van de Groningse fietsfabriek Fongers in 1902. Hij schetste het typische beeld van een vroeg-industriële fabriek. De Noord-Nederlandse maakindustrie heeft sindsdien een enorme ontwikkeling doorgemaakt.

Dit is goed te zien bij Getech, een bedrijf in het Drentse Westerbork dat controlemallen voor de auto-industrie maakt. Oprichter Jan Geerts omschreef het in 2018 als volgt: ‘We zijn eigenlijk al jaren bezig met het automatiseren van ons proces. Dat begint op de tekenkamer: we hebben ons CAD-proces [Computer-Aided Design, het maken van 2d-tekeningen en 3d-modellen, red.] geautomatiseerd. Daarnaast hebben we een robotsysteem aangeschaft, dat eigenlijk de onderdelen in de machine laadt en 24 uur per dag kan draaien.’    

Dit contrast laat een transformatie van de maakindustrie zien die niet over één nacht ijs is gegaan. De introductie van de stoommachine, massaproductie aan de lopende band, het gebruik van elektronica en computers en het creëren van slimme fabrieken met autonome machines: het zijn bepalende doorbraken geweest in de maakindustrie. Samen hebben ze het productieproces voortgestuwd in een continue innovatie. De industrialisatie is een lang proces dat op te delen valt in vier opeenvolgende fases; iedere fase kent zijn eigen cruciale stappen. Anno 2024 wordt alweer gewerkt aan industrie 5.0. De industrialisatie is een internationale ontwikkeling geweest. Noord-Nederland vertelt hierin zijn eigen verhaal, dat niet zozeer gekenmerkt wordt door baanbrekende uitvindingen, als wel door hard werken, slimme integratie en onderlinge samenwerking.

Industrie 1.0: De vroege maakindustrie in Noord-Nederland  

(Noord-)Nederland liep niet voorop in de Industriële Revolutie. In Engeland draaiden in de tweede helft van de achttiende eeuw de eerste spinnewielen en weefgetouwen machinaal. Noord-Nederland was toen nog overduidelijk een landbouwregio. De dominantie van de agrarische sector zou niet snel verdwijnen, maar werd wel een aanjager van vernieuwing die ook de maakindustrie stimuleerde. In de negentiende eeuw woonden op het Groningse en Friese platteland veel welgestelde herenboeren die, in de geest van de Verlichting, ontvankelijk waren voor nieuwe ideeën en landbouwtechnieken. Veel landbouwinnovaties werden dan ook vanuit het Noorden in Nederland geïntroduceerd, zoals bijvoorbeeld de graandorsmachine in 1846.   

Een markant voorbeeld is dat van de Arendploeg. In 1850 raakte de landbouwer Cornelis Borgman uit Kloosterburen bij een familiebezoek in Amerika gefascineerd door de innovatieve landbouwapparatuur. Hij liet zijn oog vallen op de Arendploeg en concludeerde: ‘Die neem ik mee naar huis. Ik zal ze eens laten zien wat een wondermachine dit is’. De ploeg bleek ook in de Groningse klei uit de voeten te kunnen en in nog geen twee jaar tijd werden liefst 170 ploegen ingevoerd voor boeren in de regio. De Groningse maakindustrie zag haar kans schoon en begon de Arendploeg na te maken. De machines die hiervoor in Amerika werden gebruikt waren in Groningen niet beschikbaar. Toch slaagden de smeden erin om de productie op gang te brengen: de Arendploeg werd gemeengoed.  

De voorkant van de Longread Slimme maakindustrie
Verder lezen? Download de longread - Slimme maakindustrie Download hier