Op tweede Paasdag, op het dieptepunt van de corona-crisis, publiceerde het Financieele Dagblad (FD) een mooi artikel waarin Technologies Added uit Emmen werd geportretteerd als hét voorbeeld van de maakindustrie in het post-coronatijdperk. De NOM stond aan de wieg van dit in het oog springende initiatief, waarmee de oude Philipsfabriek in Emmen werd omgetoverd tot een gemeenschappelijke plek waar ‘de nieuwe generatie maakbedrijven,’ aldus het FD, samen onder één dak produceert. Niks in China, maar gewoon in Nederland. En niet in je eentje in een klein fabriekje op het lokale industrie-terrein, maar met gelijkgestemde ondernemers in een geavanceerde ‘fully digitalized’ Smart Factory.
Mijn bericht van dit FD-bericht op LinkedIn werd binnen één dag meer dan 12.000 keer gelezen en door vele beroemdheden uit onze branche opnieuw gedeeld. Toegegeven, Nederland zat door de lockdown verplicht thuis, maar zovéél aandacht? Blijkbaar raakte het artikel een gevoelige snaar. Eén van de lessen van de corona-crisis is dat de maakindustrie veel te kwetsbaar is geworden én dat de manier waarop de maakindustrie zich organiseert, niet al te best is voor deze wereld. Niet met opzet, maar zo is het gegroeid. Veel producten gaan drie keer de wereld over voordat ze kortdurend worden gebruikt om daarna op de afvalberg te belanden. Dat schuurde al een tijdje. Het corona-virus geeft wellicht het zetje dat nodig is om de boel definitief om te gooien. Never waste a good crisis.
Om de impact van corona op de maakindustrie in te kunnen schatten, moeten we ook andere trends erbij betrekken. Er is namelijk veel meer aan de hand. We staan aan de vooravond van de ‘Vierde Industriële revolutie,’ (digitalisering, autonome producten en processen) en de contouren van de golf daarna (‘Green Industry’) worden al voorzichtig zichtbaar. Ik heb het toch maar aangedurfd om alles in één schema te zetten. Niet wetenschappelijk onderbouwd, maar het helpt wel om te zien wat de samenhang is en de richting te bepalen waarin het opgaat. Op hoofdlijnen natuurlijk.
De manier waarop de maakindustrie zich sinds de jaren 80 over de wereld heeft georganiseerd, is de uitkomst van drie populaire strategieën: global manufacturing (produceren voor de hele wereld), de strategie dat bedrijven zich richten op hun kernactiviteiten (en dus alles uitbesteden) en global sourcing (het inschakelen van toeleveranciers, vooral uit lagelonenlanden).
Er staat ons het nodige te wachten, want alle drie de uitgangspunten staan op de tocht.
De eerste is global manufacturing. Vroeger, in de tijd van de standaardproducten (‘One size fits all’) kon je prima vanuit één plek, liefst de goedkoopste, een zo groot mogelijk gebied bereiken. Als het even kan de hele wereld. Alle ballen op kostprijsreductie! Dat werkt uitstekend in een voorspelbare wereld en als er weinig verandert. Vandaag de dag zien we echter steeds meer configureerbare producten (standaardproducten die klantspecifiek worden afgebouwd) of kort cyclische producten. Kwestie van meer welvaart en kieskeurige consumenten. Als je niet-standaardproducten maakt, kun je beter dicht op de markt zitten, en dan het liefst bij markten waar de trends gezet worden.
Dus: global manufacturing maakt langzaam plaats voor decentralisatie. Wellicht zelfs het opbreken van grote fabrieken in kleinere cellen zodat producten dichter bij de markt gemaakt kunnen gaan worden. Dit wil niet zeggen dat er straks geen mondiale goederenstromen meer zijn. In veel producten zitten gespecialiseerde, vaak gestandaardiseerde, componenten. Denk aan beeldschermen, voedingen of IC’s. Die worden in gespecialiseerde fabrieken gemaakt en dus mondiaal verhandeld. Dat is zo en dat blijft zo. De producten die daarmee worden gemaakt, en alles wat er voor nodig is om deze af te bouwen (frames, behuizingen, interne transportsystemen, etc. etc.) kunnen naar de regio. Ook dáár zijn weer uitzonderingen op (neem Iphones of ASML-machines) maar dan blijft er nog een hoop over. De vraag is hoever dit doorschiet. Romantici dromen van local-for-local productie. Ik denk niet dat dat uit kan, een kopieerapparaat is immers geen krop sla. Produceren voor de eigen regio ligt meer voor de hand. En dan zitten we in Nederland wel goed, want onze regio is het welvarende en trendgevoelige Noord/West/Midden Europa.
Als we wat verder vooruit kijken, wordt het nóg interessanter. Maatwerk producten op industriële schaal? De inzet van biomaterialen en circulaire producten? Als deze concepten leidend worden, en wie is daarop tegen, dan gaat er steeds meer op regionale schaal georganiseerd worden. Daar worden we wel blij van.
“The Independent firm. Manufacturing after corona.” Ik zie de management-bestsellers al over de toonbank gaan. Veel bedrijven staan voor een lastig dilemma. Ooit werd zoveel mogelijk werk doorgeschoven naar gespecialiseerde en onafhankelijke toeleveranciers, zodat de bedrijven hun handen vrij hadden (‘flexibiliteit’), minder hoefden te investeren en er schaalvoordelen ontstonden in de supply chain. We worden nu door corona hard met de keerzijde geconfronteerd. Bedrijven zijn kwetsbaar geworden en zullen ongetwijfeld andere afwegingen gaan maken waarbij zelfredzaamheid een belangrijke rol gaat spelen. Dan maar weer als vanouds zelf produceren in een eigen fabriek? Ik zie dat niet snel gebeuren. In het smart factory-tijdperk is produceren een zaak voor professionals, dat doe je er niet zomaar bij.
Corona zet bovendien de discussie over Globale Sourcing verder op scherp. Het is dat we in een crisis zitten, anders zou ik zeggen: de timing kon niet beter. Het model liep toch al op z’n einde. Over tien jaar zijn de mondiale welvaartsverschillen verdwenen – wie is daarop tegen? – dus vervalt de grondslag om toeleveranciers van ver weg in te zetten. China wil nu al niet eens meer de ‘fabriek van de wereld’ zijn. Bovendien zal de publieke opinie de hoge maatschappelijke kosten van Global Sourcing ter discussie stellen. Ik zou mijn verdienmodel daar dus maar niet op baseren.
Gelukkig is de oplossing in zicht. Dankzij Industry 4.0 kunnen we alles wat nu in China gemaakt wordt, straks tegen minimaal dezelfde voorwaarden in onze eigen regio laten maken, en tegen veel lagere maatschappelijke kosten. Dat is voor Europa, en voor Nederland, een uitgelezen kans om de toeleveringssector verder uit te bouwen. Daar valt goed geld mee te verdienen en het levert veel mooie nieuwe banen op.
De grote winnaars van de corona-crisis zijn bedrijven die producten maken die goed zijn voor de wereld. Ik denk dat de publieke opinie hard gaat oordelen over onzinproducten en producten met een torenhoge footprint. Daar hoef je niet per se achter te staan, maar het wordt stapje bij beetje afgedwongen. Door consumenten, financiers, werknemers die wel of niet voor je willen werken, nieuwe bedrijven die betere producten maken dan oudgedienden en noem zo maar op. Wij zien bij de NOM veel nieuwe producten langskomen die zich onderscheiden op maatschappelijke meerwaarde. Dat zal dus wel de nieuwe standaard zijn. Het verdienmodel van de toekomst zit in de hoek van circulaire en ‘refurbished’ producten, platform-producten, alles wat CO2-neutraal is en “Made in…” het land waar je woont. Best simpel dus om de toekomst te voorspellen.
Terug naar Technologies Added, dat door het FD wordt opgevoerd als schoolvoorbeeld van het nieuwe produceren in het post-corona tijdperk. Daar zijn wij het natuurlijk helemaal mee eens. Het nieuwe bedrijf in Emmen, op de locatie van de oude Philipsfabriek, is opgezet met en voor de nieuwe generatie maakbedrijven die op zoek zijn naar een organisatiemodel dat beter past bij deze tijdgeest, zeker ná corona, en dat toekomstbestendig is.
Met Technologies Added delen de partners een gemeenschappelijke fabriek, als alternatief voor een eigen fabriek of het werk uit handen geven aan een onafhankelijke toeleverancier. Eigenlijk best een simpele en voor de hand liggende oplossing. Bedrijven houden grip, op een economisch verantwoorde manier. De pitch van Technologies Added luidt dan ook: “Het werkt als je eigen fabriek, maar het is georganiseerd als een shared facility.” We zijn nu twee jaar onderweg. De partners zouden niet meer anders willen. Delen wordt het nieuwe hebben, ook in de maakindustrie.
Technologies Added is bovendien een mooi voorbeeld van een productiefaciliteit die werkt voor de regionale markt. Voor ons is dat vooral Midden en West Europa. Dat past het best bij de focus van de partners op het seriematig assembleren van configureerbare (klantspecifieke) producten. Het is nog wel een uitdaging om daarvoor zoveel mogelijk toeleveranciers uit de eigen regio te betrekken. Daar wordt aan gewerkt; kwestie van tijd.
Tenslotte verenigt Technologies Added bedrijven die mooie producten maken die perfect passen in de duurzame samenleving, op het gebied van de nieuwe mobiliteit, watertechnologie, energiesystemen en smart outdoor.
In de fabriek van de toekomst, horen natuurlijk ook bedrijven van de toekomst.
———————-
Hans Praat werkt bij de NOM en is programmamanager van het fieldlab Region of Smart Factories (RoSF), hij is vanuit de NOM betrokken bij Technologies Added en tevens kwartiermaker van de Noordelijke Smart Industry Hub.
Deze cookies zorgen ervoor dat deze website naar behoren functioneert. Ook houden we met deze cookies anoniem website statistieken bij. Omdat deze cookies strikt noodzakelijk zijn, kunt u ze niet weigeren zonder de werking van de website te beïnvloeden. U kunt deze cookies blokkeren of verwijderen door uw browserinstellingen te wijzigen, zoals beschreven in ons privacy statement.
Deze cookies verzamelen informatie die wordt gebruikt om ons te helpen begrijpen hoe onze website wordt gebruikt of hoe effectief onze marketingcampagnes zijn. Ook helpen deze cookies ons om deze website aan te passen en zo uw gebruikservaring te kunnen verbeteren.
Met deze cookies kan uw surfgedrag worden gemonitord door advertentienetwerken waardoor we advertenties kunnen tonen op basis van uw interesses en surfgedrag. Ook voeren deze cookies functies uit waarmee onder andere wordt voorkomen dat dezelfde advertentie voortdurend verschijnt.